Graaf van Loon

PERIODE 1179-1240

Stichting van de cisterciënzerinnenabdij als bevoorrechte begraafplaats voor de graven van Loon

In 1179 verliest graaf Gerard van Loon de strijd met de prins-bisschop van Luik. Noodgedwongen verhuist hij zijn machtscentrum van Borgloon naar Kuringen aan de grens van het prinsbisdom. In de nabijheid van zijn nieuwe burcht verkoopt hij een stuk grond aan een broeder met de opdracht een abdij als begraafplaats voor hem en zijn nazaten op te richten. Met de opbrengst van de verkoop bekostigt de graaf zijn deelname aan de tweede kruistocht.

De graaf sneuvelt echter in Acco. Zijn lichaam wordt teruggebracht en in 1194 bijgezet in de abdijkerk. Dit graf is de ideale plek om te wachten op de verrijzenis uit de doden: de graaf zal immers eeuwig door een vloed van zegeningen van de biddende kloosterlingen overstroomd worden.

Zijn oudste zoon en opvolger Lodewijk II van Loon huwt in 1203 met de 15-jarige Ada, gravin van Holland. Door dit huwelijk raakt de graaf verwikkeld in de successiestrijd om het graafschap Holland. Hij komt echter als verliezer uit de strijd en het koppel trekt zich terug in Kuringen.

Waarschijnlijk heeft de machtige en rijke Ada een enorme invloed gehad op de ontwikkeling van de abdij in deze beginperiode. Misschien is zij diegene die besliste om van de abdij een cisterciënzerabdij voor vrouwen te maken.

Het is immers dikwijls onder invloed van gewichtige adellijke vrouwen dat men kiest voor een vrouwenabdij. Hier telt ook het middeleeuwse concept dat maagden als bruiden van Jezus een veel hogere zuiverheid en dus een hogere “bid”kwaliteit bezitten dan hun mannelijke collega’s!

De oorkondes uit deze periode bevestigen de status van de abdij. De officiële opname in 1217 in de cisterciënzerorde vormt hierbij zeker het spirituele hoogtepunt. Tijdens de volgende decennia zal de abdij uitgroeien tot één van de invloed’rijk’ste abdijen in de Nederlanden.

Monstrans

PERIODE 1240-1495

Cisterciënzerinnen en mystiek Herkenrode groeit uit tot een pelgrimsoord

Vanaf 1240 stopt de economische bloei en daalt het aantal schenkingen aan de abdij. Ondanks dreigingen door de oorlogssituatie in Luik slagen de abdissen erin het patrimonium van de abdij langzaam maar zeker uit te breiden.

De beroemde mystica Elisabeth van Spalbeek verblijft rond 1275 in de omgeving van de abdij. Haar voorspellingen en haar dagelijks beleven van het lijden van Christus vinden tot ver over de grens hun weerklank. Dankzij haar komt de abdij in het bezit van de relieken van de Heilige Ursula en haar gezelschap van elfduizend maagden. De aanwezigheid van de reliekenschat verleent het gebed van de zusters veel meer kracht en trekt pelgrims naar Herkenrode.

Tijdens de hongersnood van 1317 brengt men het Heilig Sacrament van Mirakel naar de abdijkerk. Deze bloedende hostie versterkt de rol van de abdij als belangrijk bedevaartsoord en zorgt voor nieuwe inkomsten.

Van 1335 tot 1495 drukt het oorlogsgeweld zijn stempel op de verdere ontwikkeling van Herkenrode. Korte perioden van bloei met nieuwe aankopen van gronden en erfrenten worden overschaduwd door perioden waarin de abdissen aanzienlijke geldsommen moeten lenen om het voortbestaan van de abdij te garanderen.

Herkenrode leeft reeds vanaf 1250 letterlijk op het strijdtoneel van de prins-bisschoppen van Luik. In de directe omgeving van de abdij beslechten zij hun veldslagen met de burgers van Luik. De Vrede van Fehxe zorgt maar voor een korte periode van rust. De successiestrijd bij de graven van Loon is voor de prins-bischop opnieuw aanleiding om ten strijde te trekken. In 1366 overwint de prins-bisschop en neemt hij de grafelijke titel in bezit.

Het oorlogsgeweld zal nog geruime tijd voortduren: tot 1495 zullen de oorlogen van de prins-bisschoppen - ditmaal tegen de hertogen van Bourgondië - voor financiële problemen op de abdij zorgen.

Lombard

PERIODE 1495-1655

De schatkamer van het geloof Een “Gesamtkunstwerk” op een paradijselijk eiland

Na een lange periode van onrust, oorlog en plunderingen beleeft Herkenrode tussen 1510 en 1568 zijn gouden tijd.

Prins-bisschop Evrard van der Marck wil de grensgebieden van zijn rijk versterken. Hij renoveert de burcht in Kuringen en gebruikt zijn enorme rijkdom en invloed om het verzwakte Herkenrode terug op te bouwen. De restauratie- en nieuwbouwprojecten voor de abdij hebben niet alleen te maken met de hachelijke toestand van de kloostergebouwen, maar ook met het sterke verlangen van de religieuze overheid naar een striktere toepassing van de kloostertucht door middel van de clausura, zeg maar het slot op de deur, het leven op een “paradijselijk eiland”.

De hernieuwde devotie uit zich in een waar “Gesamtkunstwerk” voor de abdijkerk. De abdissen doen hiervoor beroep op beroemde Brabantse kunstenaars die hun faam bewezen hebben op Europese hoven. Tijdens de “gouden periode” bestelt de abdij een schat aan religieuze kunstwerken: glasramen, kerktextiel, schilderijen en majolicategels benadrukken de geloofsbelevenis tijdens de eucharistie en brengen een ode aan hun devote mecenassen. Bezoek van hoge gasten van de prins-bisschop zoals Keizer Karel en de latere paus Adrianus VI bevestigen de roem en praal van de abdij in deze beginperiode van de contrareformatie.

Vanaf 1568 worden de gevolgen van de godsdienststrijd en de Tachtigjarige oorlog duidelijk merkbaar op Herkenrode. Ondanks beschermbrieven van machtige personen ondervindt de abdij opnieuw veel schade van het oorlogsgeweld.

Het twaalfjarig bestand van 1609 tot 1621 brengt even rust maar daarna zal het tot 1655 duren vooraleer het geweld afneemt.

PERIODE 1655-1796

Flamboyante abdissen leven als vorstinnen

Na een periode met plunderingen door rondtrekkende soldatenbendes stabiliseert de situatie en breekt een periode van relatieve rust en voorspoed aan. Vanaf 1655 gebruikt de abdij de stijgende inkomsten om nieuwe eigendommen te verwerven. Het grootste deel van het geld gaat evenwel naar bouwwerken en kunstwerken voor de abdissen.

De abdissen zijn zich nu volop bewust van hun machtige positie en laten dit ook aan de buitenwereld weten.

De praalgraven van de abdissen Anna Catharina de Lamboy en Barbara de Rivière d’Arschot zijn voorbeelden van kunstwerken waarmee het theatrale geloofsbeeld van de contrareformatie en de barok op Herkenrode een hoogtepunt vindt.

Om een goed overzicht te krijgen van de economische situatie van de abdij belast abdis de Lamboy in 1669 landmeter Peter Meysman met de opmaak van een kaartenboek met een overzicht van hun uitgebreide landeigendommen.

De jaren 1670 betekenen het einde van deze voorspoedige periode. De Hollandse Oorlog, de Negenjarige Oorlog, de Spaanse Successieoorlog en de Zevenjarige Oorlog betekenen voor de bevolking een steeds wederkerende stroom van opeisingen, plunderingen, vernielingen, geweld of forse betalingen.

De abdij betaalt losgelden aan soldaten en blijft op die manier grotendeels gespaard van vernielingen. Sterker nog, vanaf 1740 hernemen de bouwactiviteiten en gedragen de opeenvolgende abdissen zich als absolute vorstinnen.

Zij bestellen zelfs megalomane, architecturale projecten voor een volledige nieuwbouw van de abdij in classicistische stijl.

De Luikse revolutie en de Franse revolutionairen zorgen echter voor een abrupt einde aan het verhaal van 600 jaar cisterciënzerinnen op Herkenrode. Door de opheffing van de kloosters worden de zusters gedwongen hun abdij te verlaten. Op 13 december 1796 schrijdt een zwijgzame stoet van zesentwintig koordames en evenveel zusters voor een laatste keer onder het poortgebouw. De meesten zoeken een onderkomen bij kennissen of familieleden.

PERIODE 1796 - NU

Industrie en landbouw verwonden Herkenrode
Tijd voor een nieuwe start

Begin 1797 verkopen de Franse revolutionairen de abdij met al haar bezittingen als “zwart goed” aan de meestbiedende. De nieuwe eigenaars verdelen het domein en beginnen met de ontmanteling en uitverkoop van de kunstschatten van de abdij. Sommige stukken zoals het orgel en de preekstoel verhuizen naar locaties in de buurt, de prachtige glasramen komen in Engeland terecht.

In de kerk en in de abdijgebouwen starten zij industriële activiteiten: een textiel- en een suikerfabriek. Door de opeenvolgende faillissementen ontstaat er echter een duidelijke verwaarlozing van het patrimonium. Triest dieptepunt is de kerkbrand in 1826. Het historisch hart van de voormalige abdij zal uiteindelijk volledig afgebroken worden.

Na geruime tijd blijft enkel de familie Claes eigenaar van Herkenrode. Zij bewonen het vroegere abdissenkwartier en bepalen de verdere geschiedenis van Herkenrode. Rond 1880 worden de resterende gebouwen verhuurd als woningen, stallen en schuren voor pachters van de landbouwgronden. Ondanks enkele pogingen tot bescherming van het erfgoed zal het nog meer dan zeventig jaar duren vooraleer er wezenlijk verandering in de situatie komt.

In 1972 kopen de Reguliere Kanunnikessen van het Heilig Graf de abdissenverblijven en het landschappelijk park. Zij bouwen er een nieuw klooster met respect voor de bestaande architectuur.

In 1974 wordt de abdij Herkenrode beschermd als monument, en de omgeving als landschap.

In 1998 koopt de Vlaamse Overheid zowat 100 hectare van de site. De bestaande gebouwen werden met respect voor het verleden gerestaureerd en herbestemd. 

Sinds 5 januari 2022 is Toerisme Vlaanderen de eigenaar van het gehele domein van de abdijsite van Herkenrode.